|
23 augustus 2019
In de eerste versie van dit boek kwam de situatie in Catalonië niet aan bod. De ontwikkelingen in Spanje waren marginaal voor wat gebeurde in het centrum van Europa. Vergeleken met de ontmanteling van het Oostenrijks-Hongaarse, het Ottomaanse en het Russische Rijk waren de problemen van het Spaanse Rijk eerder onbelangrijk. Maar uiteraard is Catalonië een interessant onderwerp voor onze problematiek, een geschiedenis die bijt in het heden. Een regio met een duidelijke afzonderlijke taalkundige identiteit probeert zich los te scheuren uit een centraal gestuurde Spaanse staat die pas sinds circa 1978 de vorm van een democratie wist aan te nemen en tot dan toe expliciet mikte op de vernietiging van de Catalaanse taal. Hoe moeten we omgaan met deze situatie ?
Hoe ver moeten we vooreerst teruggaan in de tijd om de problematiek juist te vatten ? Vooral de Catalanen zullen proberen aan te tonen hoe lang Catalonië al bestond als een politieke entiteit op zich met een geheel aan modern aandoende politieke rechten. De vraag is welke elementen uit de geschiedenissen van Catalonië en Spanje relevant zijn voor de huidige discussie.
Volgens de sociolinguist Valverdu werd de graaf van Barcelona, Ramon Berenguer IV in 1137 koning van Aragon. Vanaf dat moment waren de gebieden van Catalonië en Aragon vervlochten in één hand. Vaak wordt 1469 naar voor geschoven als het jaar waarin Spanje tot stand kwam. In dat jaar trouwden Ferdinand van Aragon en Isabella van Castillië en verenigden daarmee de kerngebieden van het huidige Spanje. Andere, meer geduldige historici, zetten 1516 voorop als het geboortejaar van Spanje, het jaar waarin de zoon van Ferdinand en Isabella, Carlos I van Spanje (In Vlaanderen bekend als Karel V) de troon overnam en voor het eerst alle gebieden in één hand verenigde.
Voor de Catalanen zijn deze jaartallen echter niet zo belangrijk. Carles Puigdemont, ex-president van de Generalitat van Catalonië, wijst erop dat Catalaanse Regering, de Generalitat, reeds bestond in 1359. Catalanen wijzen er verder op dat met het tot stand komen van Spanje in eerste instantie niet geraakt werd aan hun eigen geheel van Rechten (“fueros”) en Instellingen zoals de Corts (parlement) en de Generalitat zelf. Zelfs toen de Spaanse Eerste Minister, Olivares, in het midden van de 17de eeuw een centralisatiebeweging doorvoerde, en Barcelona zich hier met geweld tegen verzette, bleven de fundamentele vrijheden van de Catalanen overeind. In diezelfde periode wist Portugal, gesteund door de Engelsen, zich wel af te scheuren van het Castilliaanse Rijk. Het jaar 1714 daarentegen is voor Catalaanse nationalisten cruciaal. In dat jaar versloegen de Bourbons van Spanje de Catalanen en schaften hun rechten en hun essentiële instellingen af. De Catalaanse nationale feestdag (“la Diada”) wordt gevierd op 11 september ter herdenking van de dag waarop het laatste punt van verzet zich in 1714 overgaf aan de Spaanse troepen. In 1842 werd Barcelona gebombardeerd door Spaanse troepen nadat onlusten waren uitgebroken die zelf weer een reactie waren op het afsluiten door Spanje van een vrijhandelsverdrag met Engeland dat nadelig was voor de Catalaanse opkomende katoenindustrie. De Spaanse Regent van Catalonië, Baldomero Espartero sprak bij die gelegenheid de historische woorden uit dat het in het belang van Spanje was om Barcelona om de vijftig jaar te bombarderen.
Catalanen zullen verder wijzen op de diverse pogingen die er in de 20ste eeuw geweest zijn om een min of meer autonoom Catalonië te creëren : In 1914, niet toevallig tweehonderd jaar na het rampzalige jaar 1714, werd de Mancomunitat gecreëerd die een eerder symbolische en administratieve autonomie verschafte maar hoe dan ook in 1925 weer werd afgeschaft door Primo de Rivera. In 1931 kondigde kolonel Macia de oprichting aan van een Catalaanse Republiek. De autonomie van die republiek werd in 1932 bevestigd door de Catalaanse instellingen en Macia werd de eerste president van de nieuwe Generalitat. Na zijn overlijden in 1934 volgde Companys hem op als president van de Generalitat en riep de onafhankelijkheid uit. Die werd in 1939 afgeschaft door Generaal Franco. Companys werd geëxecuteerd in 1940.
Het Catalaanse zelfbewustzijn werd tot de dood van Franco in 1975 onder de knoet gehouden. Nadien begon de heropbouw van de Catalaanse natie die zich volledig ontplooide binnen de contouren van de nieuwe Grondwet van 1978 en het specifieke Autonomiestatuut van Catalonië. Het onversneden streven naar onafhankelijkheid begint maar aan kracht te winnen vanaf 2010 en leidde in 2017 tot de onafhankelijkheidsverklaring door Carles Puidgement.
In deze voorstelling van de Catalaanse nationale geschiedschrijving speelt taal geen rol. Op deze wijze verteld heeft de Catalaanse geschiedenis geen aanknopingspunten met onze beschrijving van het Europese nationalisme als de politieke vertaling van de soevereiniteit van een volk gedefinieerd op basis van een taal. Vanuit ons standpunt is het van ondergeschikt belang of Catalonië ooit onafhankelijk was en of het ooit over “historische” rechten beschikte of niet. Diverse volkeren waren ondergesneeuwd door de geschiedenis en kwamen maar aan de oppervlakte door het proces van democratisering waarin taal een essentiële rol speelt. Daarom is het voorgaande maar een “skelet” van de geschiedenis waaraan we de taalkundige essentialia kunnen ophangen.
Er bestaat geen discussie over dat van 1469 af het Castilliaans meer en meer gebruikt wordt om te regeren over het Spaans grondgebied en dat de hogere klassen, ook in Catalonië, deze taal zonder problemen overnamen. Het Castilliaans werd ook vrij vroeg gestandaardiseerd. In 1492 werd de eerste grammatica voor het Spaans opgeleverd door Antonio de Nebrija . Een “Real Academia” ter regulering van de Spaanse taal werd opgericht in 1713, in navolging van de Franse “Académie Francaise”. In 1857 bepaalde de wet “Moyano” de oprichting van een verplicht en gratis systeem van onderwijs. De wet werd nooit in realiteit omgezet omdat de vereiste middelen niet beschikbaar werden gesteld. In 1888 en opnieuw in 1931 wordt het Spaans vooropgesteld als de officiële taal van het land. Hoe dan ook bestaat er een consensus dat de Spaanse Overheid er nooit in geslaagd is een deftig onderwijssysteem op te zetten om het Spaans efficiënt uit te dragen. Om diezelfde reden was het ook niet mogelijk een sterk Spaans nationaal identiteitsgevoel door te geven. Zelfs toen het gebruik van het Catalaans (en Baskisch) verboden was onder de dictatuur van Franco slaagde de Overheid er niet in om het gebruik van het Spaans als dé taal van Spanje op te leggen door de gebrekkige kwaliteit van het onderwijs. In Spanje bleef het onderwijs de laatste honderdvijftig jaar voornamelijk in handen van de katholieke Kerk die twee loyaliteiten had. Eén vleugel was trouw aan de staat en gebruikte het Spaans als onderwijstaal, een andere vleugel wilde in de eerste plaats de ziel van de parochiaan redden en preekte daarom zonder voorbehoud in de lokale taal.
Pas in 1815 werd een eerste Catalaanse grammatica geschreven door Josep Paul Ballol. In de periode rond 1864 bloeide een cultuurbeweging rond het Catalaans, gekend onder de naam Renaixença. In deze periode construeerden de Catalanen, zoals zoveel andere volkeren, een heldhaftig verleden waarin Pau Claris (de held van 1640 en de strijd tegen Olivares) en Rafael Casanova (een van de helden van 1714) een belangrijke plaats kregen. De Catalaanse socioloog Valverdu merkt op dat in het politiek document uit 1868 “bases para la Constitucion del Estado de Cataluna”, geen taaleisen waren opgenomen. In 1879 wordt het eerste dagblad in het Catalaans (Diari Català) gepubliceerd. In 1885 wordt een ander politiek document neergelegd, de “Memorial de Greuges” waarin de taaleisen wel een prominente rol innemen. De “bases de Manresa” van Eric Prat de la Riba bevat eveneens een duidelijk linguïstisch eisenpakket. In de periode van 1868 tot 1874 zou Catalonië trouwens zeer sterk wegen op de Spaanse politiek en in 1873 werd de overtuigde federalist Francesc Pi i Margall gedurende één maand kortstondig President van Spanje. In 1923 werd het Catalaans verboden onder de dictatuur van Primo de Rivera. En opnieuw in 1939 onder de dictatuur van Franco. Tot 1946 was het verboden om een boek te publiceren in het Catalaans. Tussen 1946 en 1961 bestond er een gedoogbeleid. In de periode van 1962 tot 1975 versoepelde het beleid en steeg de jaarlijkse productie van boeken in het Catalaans van 122 in 1962 naar 590 in 1975. Pas in 1976 verscheen voor het eerst opnieuw een dagblad in het Catalaans. Volgens Valverdu kon in 1975 83,6% van de inwoners van Catalonië het Catalaans begrijpen, 68,4% sprak de taal en 11,2% kon schrijven in het Catalaans. In 2019 kon 85,5% de taal lezen, 81,2% de taal spreken, en 65,3% schrijven (In 1981 was dit nog 31,5%).
Op basis van het voorgaande kunnen we concluderen dat in grote lijnen de ontwikkeling van het Catalaanse nationalisme dezelfde logica volgde als elders in Europa. Er bestaat een Catalaanse geschiedenis die ver teruggaat in de tijd maar enkel de basis kan vormen voor een pre-modern nationalisme. In die context zijn discussies in welke mate de Generalitat uit de 15de eeuw kan vergeleken worden met die uit de 20ste eeuw irrelevant. Relevant is wel dat we in het midden van de 19de eeuw een sterke toename van de aandacht voor de Catalaanse cultuur waarnemen en dat daarin een Catalaans historisch verhaal wordt ontwikkeld. Pas daarna, in een volgende fase, wordt de aandacht voor het gebruik van de taal een kernpunt van het Catalaans nationalisme. De regimes van Primo de Rivera en Franco waren zich zeer bewust van het gevaar van de taal maar toonden zich zwak in het uitroeien ervan maar nog veel zwakker en onbekwamer in het overal opleggen van het Spaans. Dit laatste is dan een essentieel verschilpunt met Frankrijk waar de sterke centrale staat er op het eind van de 19de eeuw wel in slaagde om de patois uit te roeien door middel van een sterk onderwijssysteem. De dictatuur van Franco verklaart uiteraard wel waarom de democratie in Spanje tot aan zijn dood in 1975 achter slot en grendel zat. Opnieuw is Spanje ook een voorbeeld waar wordt aangetoond dat democratie en nationalisme geen tegenstelling vormen maar hand in hand gaan. Eenmaal de democratie een kans kreeg ontwikkelde het Catalaans nationalisme zich op nagenoeg organische wijze.
Om de huidige situatie te begrijpen is het dan ook nodig om stil te staan bij de ontwikkelingen na de dood van Franco. Onmiddellijk na zijn dood, in de periode van de overgang (“Transicion”) van de dictatuur naar de democratie kwam de Grondwet van 1978 tot stand waarin 17 Autonome regio’s werden erkend waaronder Catalonië en het Baskenland. Onder de leiding van Jordi Pujol begon Catalonië vrij snel met de uitbouw van een Catalaanse natie gebaseerd op de eigen taal en cultuur, weliswaar binnen de contouren van de Spaanse Staat. Pujol streefde de creatie na van een eigen natie met eigen administratie en instellingen maar zonder een eigen staat. Daarmee schatte Pujol ongetwijfeld correct in wat op dat ogenblik haalbaar was in Spanje.
Zijn opvolger, Pasqual Maragall werkte aan de ontwikkeling van een aangepast Autonomiestatuut. Volgens dat nieuw statuut was Catalonië een natie (en geen nationaliteit zoals de Grondwet van 1978 dat zag) en zou Catalonië grotere fiscale bevoegdheden krijgen. Dat aangepast statuut werd in 2006 goedgekeurd door het Catalaanse Parlement, door de twee kamers van het Spaans Parlement en door de inwoners van Catalonië tijdens een referendum in 2007. De rechts-conservatieve partij, de Partido Popular, legde het nieuwe Autonomiestatuut echter voor aan het Spaans Grondwettelijk Hof dat een aantal cruciale artikelen in 2010 ongeldig verklaarde. Catalaans mocht geen prioritaire (“preferencial”) taal worden maar wel de taal voor normaal gebruik (“uso normal”) en het Spaans constitutioneel Hof moest bevoegd blijven. Hierna viel de dialoog tussen de Spaanse Overheid, meestal van conservatieve pluimage, en de Catalaanse regeringen stil en over een zeer korte periode wonnen de voorstanders van onafhankelijkheid in Catalonië snel kiezers. In deze periode werd Europa ook getroffen door de financiële crisis waardoor de discussie over fiscaliteit aan belang won. Catalonië zag dat het na verrekening van de belastingen met Madrid relatief armer werd dan de andere regio’s. De herverdeling zorgde niet alleen voor een nivellering maar veranderde ook de ranglijst van arme en rijke regio’s (“ordinaliteit”) binnen Spanje.
Hierna overlopen we in vogelvlucht de gebeurtenissen sinds 2012. Opvallend daarbij is de grote steun (circa 48%) die de separatisten in deze periode altijd hebben gehad. Als we hier het aantal voorstanders van een federalisering van Spanje en de voorstanders van een grotere autonomie binnen het huidige Spanje zouden bijtellen, dan ligt dit beduidend boven de 50%. Het aantal Catalanen dat vindt dat Catalonië via een referendum zelf moet kunnen beslissen over haar toekomst is trouwens eveneens hoger dan 50%.
• Bij de Verkiezingen voor het Catalaans Parlement van 2012 wonnen de separatistische partijen en ze kondigden een referendum over de onafhankelijkheid aan met 85 tegen 41 stemmen. Op 25 maart 2014 stelde het Hooggerechtshof in Madrid dat dit referendum niet kon doorgaan.
• De “consultatie” ging door op 9 november 2014. De opkomst bedroeg minder dan 40% maar iets meer dan 80% van de kiezers koos voor een onafhankelijke staat. De resultaten werden echter door het Hooggerechtshof ongeldig verklaard (of het nu om een referendum of over een consultatie ging was irrelevant).
• Op 27 september 2015 winnen de separatisten opnieuw de verkiezingen met de belofte een referendum te houden. Deze verkiezingen waren op zich een referendum want de voorstanders ervan waren als één partij (Jxs) naar de verkiezingen getrokken. Alhoewel ze slechts 48% van de stemmen haalden, resulteerde dit qua zetels in een meerderheid in het parlement (62 voor JXS en 10 voor CUP, een radicaal linkse partij, op een totaal van 135)
• Op 12 januari 2016 volgt Carles Puidgemont Artur Mas op als President van Catalonië.
• Op 6 september 2017 wordt een wet gestemd in het Catalaans Parlement die het Referendum aankondigt. Het Hooggerechtshof verklaart het referendum on(grond)wettelijk.
• 1 oktober 2017. Het referendum gaat door niettegenstaande de Spaanse Overheid het met geweld probeert tegen te houden. De opkomst lag op 42%. 90% stemde voor een afsplitsing.
• Gesterkt door de uitkomst roept de Catalaanse president Puidgement de onafhankelijkheid uit op 10 oktober maar schort de “uitwerking ervan” onmiddellijk op om de dialoog een kans te geven. De regering in Madrid van Mariano Rajoy vraagt verduidelijking aan Puidgement of de onafhankelijkheid al dan niet is uitgeroepen. Ze geeft Puidgemont tot 19 oktober om duidelijkheid te verschaffen en dreigt met het inroepen van het zogenaamde art. 155 waardoor de autonomiebevoegdheden van Catalonië door de Spaanse Overheid zouden worden overgenomen.
• Op 19 oktober publiceert Puidgemont een brief van 1 blad waarvan de slotzin luidt : “Finalmente, si el Gobierno del Estado persiste en impedir el dialogo y continuar la represion, el Parlament de Cataluna podra proceder, si lo estima oportuno, a votar la declaracion formal de la independencia que no voto al dia 10 de octubre.”
• Bij het uitblijven van een begin van voorstel tot dialoog vanwege de Spaanse Overheid stemt het Catalaans Parlement op 27 oktober de onafhankelijkheid van Catalonië. 70 parlementsleden op een totaal van 135 stemden voor, 10 tegen, 2 onthielden zich. 53 leden van de oppositie hadden het parlement verlaten omdat de stemming onwettig was.
• Op 21 oktober roept de Spaanse Overheid art. 155 in waardoor het de voogdij over Catalonië op zich neemt. De Catalaanse Regering wordt uit haar functie ontheven. Nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
• Op 2 november beveelt de Spaanse Justitie de opsluiting van 9 afgezette Catalaanse Ministers.
• Bij de nieuwe Catalaanse Verkiezingen van 22 december behouden de separatisten de meerderheid in het Catalaans Parlement.
• Op 17 mei 2018 wordt Quim Torra de nieuwe President van de Generalitat van Catalonië.
• Na een voor de Partido popular vernietigend vonnis in een corruptieschandaal (zaak Gürtell) komt de Spaanse regering van Mariano Rajoy op 25 mei 2018 ten val.
• Op 2 juni wordt Pedro Sanchez, leider van de socialistische PSOE partij, de nieuwe Premier van Spanje. Op dezelfde dag legt de nieuwe regering van Quim Torra de eed af in Catalonië wardoor artikel 155 komt te vervallen.
• Op 12 februari 2019 gaat het proces van start tegen de Catalaanse leiders die verantwoordelijk worden geacht voor de onafhankelijkheidsverklaring. De laatste pleidooien werden gehouden op 12 juni 2019.. Het is wachten op het vonnis.
• Op 15 februari 2019 schrijft Sanchez verkiezingen uit voor 28 april. Eerder kreeg zijn regering de begroting niet goedgekeurd omdat de Catalaanse nationalisten weigerden hem te steunen. Ze zien onvoldoende vooruitgang in de relatie tussen Spanje en Catalonië en lijken bij onderhandelingen vooral te willen dat de Spaanse regering het recht op zelfbeschikking van Catalonië erkent. Sanchez stelt niet te willen onderhandelen buiten de contouren van de Spaanse Grondwet.
• Op 11 oktober 2018 stemt het Catalaans Parlement een motie waarin het de positionering van Kong Felipe VI en zijn tussenkomst in het Catalaans conflict veroordeelt.