1

73. Dutch – “Reset” – Mark Elchardus – analyse van eerste reacties

27 oktober 2021

Kort na het verschijnen van het boek “Reset” (of was het kort na het verschijnen van de eerste interviews met de auteur ter begeleiding van de publicatie?) kwamen eerste kritische reacties in de pers. We vermelden:

  • Walter Zinzen in “De Morgen” (19 okt. 2021)
  • Egbert Lachaert in “De Tijd” (22 okt. 2021)
  • Ive Marx in “De Standaard” (26 okt. 2021)
  • Marc Reynebeau in “De Standaard” (27 okt. 2021)

Wat deze vier reacties gemeenschappelijk hebben is een duidelijke paniek bij de stelling van Elchardus dat de wil van “het Volk” prioriteit moet hebben op allerlei rechten en de beslissingen van rechters. Soms wordt deze schrik vergezeld van een schrik voor hoe “het Volk” precies door Elchardus omschreven wordt. Het leidt bij Lachaert tot de stelling dat “het Volk” niet bestaat en bij Zinzen tot de stelling dat een homogeen Volk niet bestaat. En dat terwijl Elchardus met het Volk hier in de eerste plaats de verzameling van alle burgers van de staat bedoelt waarvan de wil duidelijk wordt via verkiezingen. De paniekreacties van de aangehaalde auteurs bewijzen dat ze qua mentaliteit niet democratisch zijn: deze auteurs hebben schrik van het volk. Dit wantrouwen wordt trouwens aangevuld met een blijkbaar blind vertrouwen in de rechters (“de juristocratie”) dat deze auteurs vanzelfsprekend vinden. We detailleren een en ander hierna:

De titel van het opinie-artikel van Egbert Lachaert stelt zonder meer: “De Volkswil bestaat niet en dreigt de vrijheid uit te hollen.” Lachaert beseft blijkbaar niet wat het doel van verkiezingen zijn: de wil van het Volk zichtbaar maken.

Ive Marx noemt het idee van de prioriteit van de wil van het volk over het recht en de rechters een “ronduit griezelige gedachte”. Zijn artikel richt zich echter vooral tegen de economische denkbeelden van Elchardus. Marx beklemtoont dat er in België hoe dan ook nood is aan meer economisch-liberale impulsen.

Reynebeau’s commentaar past in een ruimere commentaar op de mogelijke toekomst van de linkse partij Vooruit. Hij besluit zijn artikel met de vraag : “Zo rijst de vraag naar hoe de partij de gemeenschap plaatst in haar mens- en wereldbeeld. Wordt die bepaald door een nationalisme dat uitgaat van fluide noties over cultuur en identiteit, of kiest ze de solidariteit als lijm, die ieders rechten en welzijn billijk en concreet wil garanderen?” Reynebeau doet alsof de term “solidariteit” duidelijker is dan een “fluide” nationalisme. Of bedoelt Reynebeau dat het doel van een Vlaamse socialistische partij een solidariteit met de hele wereld moet zijn? De vraag van Reynebeau is echter vooral foutief: het gaat niet over een keuze tussen nationalisme versus solidariteit. Elke partij zal vandaag voor solidariteit zijn. De vraag is voor elke partij hoe ze de scope van die solidariteit omschrijft: Vlaams? Belgisch? Europees? De wereld? En hoe zal ze vorm geven aan deze verschillende ordes van solidariteit?




72. Dutch – de Cock en de bronnen van de Nijl

25 oktober 2021

Scholastique Mukasonga vertelt in “Notre-Dame du Nil” de gebeurtenissen in een meisjeslyceum in Rwanda in het begin van de jaren 70. En tussen al deze gebeurtenissen is de haat tussen Hutu’s en Tutsi’s, en de voorkeur van de blanken voor de Tutsi’s meer dan duidelijk.

Maar wat mij, blanke navelstaarder, nu het meest is bijgebleven is volgende passus op blz. 10:

“Le lycee est tout proche du Nil. De sa source evidemment… A droite de la source, on a erige une piramide qui porte l’inscription: “Source du Nil. Mission de Cock, 1924”

Fantasie van de auteur of realiteit?




71. Bruce Springsteen – political philosopher

23 oktober 2021

On page 4 of his new book “Reset” Mark Elchardus quotes a paragraph from a Bruce Springsteen song. This should not surprise anyone. Years ago i sometimes told friends that Bruce was the most important political philosopher I knew.

In his songs Springsteen has on some occasions reflected the individual that fights the chaos in society (“badlands”/the lonesome individual in “Nebraska”!) and gave voice to what I describe as “American existentialism”. On other occasions he demonstrated an intricate understanding of the importance of the community for the individual (“the ties that bind”) or of the impact of the falling apart of communities (“my hometown”, “Youngstown”).




70. Dutch – “Reset” – Mark Elchardus – bedenkingen

23 oktober 2021

Aansluitend formuleer ik hierna een aantal kritische bedenkingen:

  1. Gemeenschapsdenken leidt ertoe dat we de wereld niet zien als één gebied waar universele waarden gelden maar wel als een ruimte waarin diverse beschavingen naast elkaar samenleven. Elchardus stelt dan ook voor om de bestaande mensenrechten te herschrijven en tot een harde kern te reduceren en elke beschaving uit te nodigen om haar eigen protocol te schrijven. Elchardus is ook mild voor die andere beschavingen, misschien zelfs te mild. Hij lijkt bijvoorbeeld veel sympathie te hebben voor de Chinese beschaving en lijkt het ongepast te vinden dat China aangevallen wordt op haar mensenrechtenschendingen in Xinjiang en Tibet terwijl ze er toch in geslaagd zijn om in een tweetal decennia het materiële welzijn van een paar honderd miljoen Chinezen te verbeteren. Uiteraard heeft China een half economisch mirakel verricht maar dat belet niet dat de praktijken in Xinjiang en Tibet wel degelijk culturele genocide genoemd moeten worden. Dit is niet de Chinese beschaving die zich ontplooit maar rauw cultureel  imperialisme. Op blz. 465 citeert Elchardus de Chinese leider, Xi Jinping : “Wat onheil brengt, is dat mensen hun geschiedenis, cultuur of maatschappijproject willen opdringen aan anderen.” Dat is nu net wat China vandaag de dag doet.  Elchardus moet trouwens opletten dat hij zelf geen economistische reductie toepast: het is niet omdat China een economische prachtprestatie neerzet dat ze het recht verwerven om de cultuur van niet-Han Chinezen met grootschalig geweld uit te roeien.

Elchardus beklemtoont terecht dat het Westen zich bewust moet zijn van haar gekrompen macht in de wereld van vandaag. En het Westen moet inderdaad ootmoedig toegeven dat haar pogingen om haar idealen met geweld op te leggen aan de rest van de wereld, dramatisch slecht zijn afgelopen (Irak, Afghanistan, Libië). Gemeenschapsdenken mag dus leiden tot een stuk zelfrelativering van het Westen, maar wel binnen bepaalde grenzen. Een “Russische” beschaving is waarschijnlijk in grote mate een alibi om de eigen bevolking onder de knoet te houden. De “Chinese” beschaving mag geen vrijgeleide zijn om andere beschavingen met geweld te onderdrukken. Een “islamitische” beschaving die geen (on)godsdienstvrijheid erkent verdient weinig respect.

Het Westen kan haar idealen niet opleggen met legers of met mensenrechtenadvocaten maar moet en kan wel degelijk rekenen op de kracht van haar idealen. Die idealen hebben Europa veroverd vanaf de Franse revolutie en hebben ook een theoretische onderbouw geleverd voor de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog. Het Westen mag rekenen op de intrinsieke overtuigingskracht van haar idealen. Die kracht kan natuurlijk enkel spelen als andere beschavingen minstens de vrije circulatie van gedachten aanvaarden.

2. Wanneer Elchardus het heeft over de poging om de mensenrechten te herschrijven tot een kern waar iedereen achter kan staan vermeldt hij expliciet dat in die kern niet zal staan “dat het politiek systeem democratisch moet zijn”. Dit is verbazingwekkend. In het hele boek is het begrip “Volkssoevereiniteit” het centrale begrip, de centrale verworvenheid van de Franse revolutie en de arbeidersbeweging, maar Elchardus ziet dit niet als een universele  waarde. Ik zou nochthans van elke beschaving vandaag de dag verwachten dat het de ambitie moet zijn om het volk te vertegenwoordigen. Dat beschavingen de volkswil via verschillende technieken naar voor willen halen is mogelijk, maar dat de volkswil de samenleving moet aansturen is wel essentieel. Of het systeem een of meerdere partijen kent, of het met verkiezingen gebeurt of op een andere manier, met een eenvoudige meerderheid of een andere, zijn details, maar het systeem moet de ambitie hebben om de volkswil te kennen en als basis te dienen voor het beleid.

3. Het Westen moet dan ook nadenken hoe we ons willen opstellen tegenover beschavingen die qua ethiek onaanvaardbaar ver van ons afstaan ( geen vrije circulatie van gedachten, geen democratie) en dit in een wereld waarin we minder macht hebben. Dit zal, neem ik aan, via een onderhandeling moeten resulteren in een vorm van wederkerigheid: Willen we bv. de Islam ongehinderd beoefend laten worden in Europa terwijl er in moslimlanden geen ruimte is om ongeloof te prediken en afvalligheid en ongeloof met de dood kunnen worden bestraft? Verdere uitbouw van de Islam in Europa kan en moet gekoppeld worden aan het erkennen van het recht op ongeloof en geloofsafvaligheid ln de islamitische wereld.

4. Elchardus verwijst naar de orde van Westfalen die in 1648 ontstond om duidelijk te maken dat de erkenning van elkaars nationale soevereiniteit belangrijker moet zijn dan de stand van de mensenrechten in een beschaving; een zwakke toepassing van de mensenrechten mag geen argument zijn om een land binnen te vallen. Deze orde van Westfalen zou voor een periode van vrede en stabiliteit gezorgd hebben na een lange periode van uiterst dodelijke oorlogen op Europese bodem. Maar natuurlijk heeft de vrede van Westfalen slechts voor een tijdelijke vrede gezorgd in Europa. Vanaf de Franse revolutie ontstonden oorlogen waarbij naties, gedefinieerd in functie van taal, vochten voor een  eigen territorium. Deze  Europese oorlogen eindigden in grote mate met de verdrijving van de Duitsers uit diverse staten in Centraal-Europa onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlogen waren de “sociologische” realiteit in Europa waar een theoretisch principe als de Orde van Westfalen niets tegen vermag.

Ook in een wereld met een beperkt aantal grote beschavingen zal het Elchardus-principe van de Orde van Westfalen overruled worden door het sociologisch principe: moslims zullen zich beroepen op de Islam om moslims te helpen; Han-Chinezen beroepen zich op hun cultuur en geschiedenis om Hong-Kong en Taiwan en wie weet wat meer tot de orde te roepen. De Russen zullen Russen overal ter wereld bijspringen, ook militair. Het principe van de Orde van Westfalen zal niet helpen om burgeroorlogen in Nigeria, Ethiopië of Congo tot een eind te brengen. De uitdaging voor de toekomst bestaat er dus niet in om de Westfaalse orde uit te rollen maar om de onvermijdelijke cultureel-nationalistische conflicten zo geweldloos mogelijk af te wikkelen. Vandaag, 4 november stelt zo’n probleem zich letterlijk in Bosnië waar de Republika Serpska zich probeert af te splitsen.

5. Elchardus verdedigt dat een staat culturele overwegingen moet kunnen betrekken bij het vastleggen van criteria om te beslissen wie mag immigreren. Maar hij stelt dat daarbij sommige beperkingen moeten worden gerespecteerd. “Het is, ten eerste, nogal evident dat een land bijvoorbeeld op basis van levensbeschouwing geen groepen kan uitsluiten die al betekenisvol zijn in de eigen bevolking,” aldus Elchardus. Hier redeneert Elchardus mijn inziens, niet rechtlijnig. Landen die homogeen zijn mogen, wat hem betreft, die homogeniteit bewaken door immigranten met andere levensbeschouwingen te weigeren. Sociologisch gezien zou ik echter verwachten dat een paar individuele “anderen“ geen bedreiging vormen voor de homogeniteit maar dat een toename voorbij een bepaald “tipping point” dat wel zou zijn. Als we dan toch consequent redeneren lijkt het mij net logisch en “evident” om grenzen te stellen aan hoge groepen van immigranten eerder dan aan kleine groepen die geen bedreiging kunnen vormen voor de  samenhang/homogeniteit.

6. Iets om verder over na te denken bij een tweede lezing is de verhouding tussen wat Elchardus de “radicale Verlichting” noemt aan de ene kant en de “Tegenverlichting” aan de andere kant. Elchardus omarmt de beide strekkingen terwijl ze toch in zekere zin, op conceptueel vlak, absolute tegenstanders zijn. De “radicale” Verlichting (“Robespierre”) is het gedachtengoed van de revolutionairen die zich niet beroepen op de Natuur maar op hun eigen, menselijke keuzes en beslissingen om de maatschappij anders in te richten en om komaf te maken met de oude instellingen. Het zijn gemeenschapsdenkers die het oude (wat door de gemeenschap in het verleden werd opgebouwd) willen vernietigen om het nieuwe “van scratch” te kunnen heropbouwen. De Tegenverlichting daarentegen  (Herder, Burke) vindt de revolutie overbodig. De instellingen zijn de resultante van het gemeenschappelijk handelen van vele voorbije generaties en bevat op zich de wijsheid van die generaties. De Tegenverlichters zijn tegenstanders van de revolutie maar geloven in het nut van hervormingen. Het zijn gemeenschapsdenkers die willen verderbouwen op wat de vorige generaties in het verleden hebben opgebouwd. Zo beschouwd lijken de radicale Verlichters wel een verzameling rationele individuen die uit het niets een nieuwe samenleving willen creëeen. Zo beschouwd zijn het geen echte gemeenschapsdenkers.

En tot slot een aantal meer vrijblijvende bedenkingen/vragen:

7. Zoals hoger gezegd ligt de kern en de sterkte van het boek in de samenhang van de ideeën (die voor een stuk de lengte van het boek verklaart) die naar voor worden gebracht. Tegelijk zijn deze ideeën niet steeds mainstream waardoor de vraag is hoe deze ideeën het ruimere publiek zullen bereiken (dat niet het geduld zal hebben om de 550 bladzijden door te nemen). Het is moeilijk om de samenhang van de ideeën In een interview te behouden (bv. Niet zo goed gelukt in De Morgen, beter gelukt in Knack). In een reactie van een lezer op het interview (Zinzen)  en van diverse twitteraars (die het boek ongetwijfeld niet gelezen hebben) gaan nog meer belangrijke gedachtenlijnen verloren… Met andere woorden: Elchardus gelooft rotsvast in het Volk en de volkssoevereiniteit maar zal hij erin slagen om met zijn boodschap het “volk” te bereiken? Of gaat de boodschap verloren in sloganeske reducties: dit is niet socialistisch, dit lijkt wel een NVA- standpunt, enz.

8. Is de professor een fan van Bruce Springsteen? (zie citaat op blz. 4 van het boek) Dat zou geen schande zijn. Springsteen is namelijk een belangrijk politiek filosoof. In zijn oevre heeft hij het ene moment het individu verheerlijkt dat in zijn eentje ten strijde trekt tegen de chaos in de maatschappij (bv. “badlands”) terwijl hij op andere plaatsen net het belang van de gemeenschap (“the ties that bind”) beklemtoonde. Springsteen heeft zowel uiting gegeven aan wat ik Amerikaans existentialisme zou noemen, als getoond dat hij het gemeenschapsdenken van binnenuit begrijpt.

9. Krijgt dit boek op korte tijd een Franse of Engelse vertaling?




69. Dutch – “Reset” – Mark Elchardus – samenvatting

23 oktober 2021

Het recent gepubliceerde boek “RESET” van professor emeritus Mark Elchardus is een krachttoer door de geslaagde mengeling van politiek-filosofische concepten met een grote hoeveelheid feitelijke gegevens in een uitgebreide (550 blzn), toegankelijke en vlot geschreven tekst. Het is bovendien een moedig boek omdat het academisch luik wordt aangevuld met een polemisch luik en daarbij consequent doordenkt ook wanneer dit leidt tot conclusies die afwijken van de “academische” standaard.

Elchardus slaagt erin om een strak coherent verhaal te vertellen waarin hij beleidsmaatregelen verdedigt die velen de wenkbrauwen zullen doen fronsen (zie later). Maar hij baseert deze maatregelen op een duidelijke filosofie, “gemeenschapsdenken” genaamd, die hij diametraal tegenover het courante liberale discours plaatst. Het gemeenschapsdenken situeert de vrijheid van het individu binnen de gemeenschap: vrijheid ontstaat maar binnen een gemeenschap en dankzij de inspanningen van de gemeenschap. Voor liberale denkers bestaan vrije individuen vooraleer er van een gemeenschap sprake was. Liberale denkers geloven dat vrije en rationele individuen samen beslissen om een gemeenschap te vormen.

Elchardus brengt deze tegenstelling zelf terug naar een tegenstelling tussen wat hij omschrijft als de “partiële Verlichting” en de “radicale Verlichting” en die opdook ter gelegenheid van de Franse Revolutie. De partiële Verlichting heeft God vervangen door de Natuur en blijft op deze manier vasthouden aan universele rechten die prioriteit moeten krijgen op de Volkssoevereiniteit. De “radicale Verlichting” daarentegen gelooft dat de regels in de samenleving geen reflectie zijn van eeuwige natuurrechten maar wel het resultaat van keuzes en beslissingen die door mensen worden gemaakt. Deze regels zijn dan ook gebaseerd op de Volkssoevereiniteit en niet op het bestaan van vermeende natuurrechten.

Gegeven de afwezigheid van universele natuurrechten ontstaat er ruimte voor het erkennen van diverse beschavingen, de een naast de andere. Voor gemeenschapsdenkers zijn culturele verschillen echt en relevant, geen vervelende hinderpalen om te komen tot een universele beschaving. De radicale Verlichting vormt de basis voor het gemeenschapsdenken terwijl de partiële Verlichting de basis vormt voor het liberale discours waarin rechters en universele mensenrechten het laatste woord hebben.

In deze context wijst Elchardus ook op het belang van de “Westfaalse Orde” waarbij aan de nationale soevereiniteit meer belang wordt gehecht dan aan mensenrechten. Volgens Elchardus heeft het ingrijpen door het Westen ter verdediging van de mensenrechten steeds geleid tot veel meer kwaad dan goed. Een respect voor de nationale soevereiniteit lijkt hem te verkiezen boven goedgemeende maar gewelddadige interventies.

De kracht van Elchardus’ werk ligt in de samenhang tussen de ideeën: het individu is vrij dankzij zij de gemeenschap; rechten en plichten vloeien voort uit de gemeenschap; het volk is dan ook soeverein en staat boven vermeende natuurrechten en rechters; het principe van volkssoevereiniteit heeft voorrang op de “juristocratie”; de gemeenschap moet zich niet geremd voelen om de grenzen van de gemeenschap duidelijk vast te leggen en te verdedigen.

Verschillende commentatoren zullen ongetwijfeld aanstoot nemen aan een aantal voorgestelde beleidsmaatregelen en zich bekommerd afvragen of dit nog wel socialistisch is of panikeren omdat het teveel op een NVA- standpunt lijkt. Hiermee geven ze blijk dat ze de sterkte van het betoog volledig gemist hebben, namelijk de strakke samenhang tussen de diverse principes. Wie akkoord gaat dat noch God noch de Natuur de basis kunnen vormen van allerlei rechten en/of plichten moet wel akkoord gaan dat Volkssoevereiniteit vooropstaat en dat de juristocratie ongedaan moet worden gemaakt. Daaruit volgen vrij logisch een reeks beleidsmaatregelen om de eigen gemeenschap af te bakenen en te structureren zodat de volkssoevereiniteit tot ontplooiing kan komen.  We vermelden er een aantal : (1) Een “volksberoep” moet mogelijk zijn waarbij het parlement met een bijzondere meerderheid beslist om een bepaalde juridische uitspraak niet te volgen; (2) De gemeenschap moet culturele overwegingen kunnen hanteren om te bepalen wie mag immigreren en wie niet; (3) De overheid moet op een meer frequente basis gebruik maken van wetenschappelijke peilingen om te leren wat er leeft onder het volk (en dit in plaats van referenda); (4) Elke beschaving moet een eigen codex met mensenrechten opstellen.




68. Dutch – De God van Torfs – “The Masked Singer”

22 oktober 2021

Telkens weer probeer ik te snappen waarin de geachte heer Rik Torfs eigenlijk gelooft. Ik kijk en luister naar hem als was het een goochelaar die zijn geloof als een duif uit zijn mouwen tovert (of weer wegtovert). Het kan niet maar hij doet het toch. Eigenlijk voel ik mij vooral een jurylid in “The Masked Singer” met de God van Torfs als het zingend masker. En ik, als jurylid, moet achterhalen wie nu precies achter het masker zit.

Tot nu toe ken ik aan de God van Torfs volgende eigenschappen toe: poreus als een spons, glad als een paling en mistig als een mistbank. Deze eigenschappen samen vormen een goede omschrijving van wat theologen ook wel eens “transcendentie” durven noemen. Zo’n transcendente God is alles en niets tegelijk, hij kan alle betekenissen opzuigen en hij laat zich niet vastpakken noch vastpinnen.

Deze God is zo transcendent dat hij zeker ver van de mens staat en niets te maken heeft met voorschriften voor ethisch gedrag.

Dit blijkt ook uit een opmerking van Torfs over het verhaal in het Oud Testament waarbij Abraham de opdracht krijgt van God om zijn zoon te kelen. In “Mag God nog?”, blz. 87, oppert de geachte theoloog: ” Maar hij [Abraham] zou misschien verworpen zijn geworden om zijn daad als hij het toch had gedaan [zijn zoon kelen]. Het is een verhaal met veel ambivalentie.” Zelfs uit dit hyperbelangrijke verhaal kunnen we geen conclusies trekken over God, volgens Torfs.

Natuurlijk vertelt theoloog Torfs opnieuw onzin. De zaak is glashelder. Als God niet tussenkomst wanneer Abraham op het punt staat zijn zoon te kelen, dan is het gevolg dat Abraham Isaac keelt en dat Isaac zonder meer dood is. Daar is niets ambigu aan. En dan moet God Abraham achteraf toch niet verwerpen omdat hij Gods bevel heeft uitgevoerd? Hoe pervers zou een dergelijke God niet zijn ?

Misschien is er toch een ambiguiteit in dit verhaal, maar dan wel op een hoger niveau: Kan een God die vraagt om een moord te plegen wel God zijn ? Hoe weet de gelovige dat God tot hem spreekt en niet de Duivel? En wijst het verhaal er niet in de eerste plaats op dat het eigenlijk niet relevant is wat God wil (tenzij hij uiteraard een soort dictator is). Maakt het verhaal niet vooral duidelijk dat iets niet noodzakelijk “goed” is omdat God het wil, maar dat wij mensen hoe dan ook verplicht zijn om onze morele keuzes te maken.

Op YouTube heb ik alvast gezien dat diverse moslimpredikers het verhaal aangrijpen om te bidden dat hun geloof zo sterk zou mogen zijn als dat van Abraham… Het Offerfeest is één van de twee belangrijkste moslimfeesten.