70. Dutch – “Reset” – Mark Elchardus – bedenkingen

image_pdfimage_print

23 oktober 2021

Aansluitend formuleer ik hierna een aantal kritische bedenkingen:

  1. Gemeenschapsdenken leidt ertoe dat we de wereld niet zien als één gebied waar universele waarden gelden maar wel als een ruimte waarin diverse beschavingen naast elkaar samenleven. Elchardus stelt dan ook voor om de bestaande mensenrechten te herschrijven en tot een harde kern te reduceren en elke beschaving uit te nodigen om haar eigen protocol te schrijven. Elchardus is ook mild voor die andere beschavingen, misschien zelfs te mild. Hij lijkt bijvoorbeeld veel sympathie te hebben voor de Chinese beschaving en lijkt het ongepast te vinden dat China aangevallen wordt op haar mensenrechtenschendingen in Xinjiang en Tibet terwijl ze er toch in geslaagd zijn om in een tweetal decennia het materiële welzijn van een paar honderd miljoen Chinezen te verbeteren. Uiteraard heeft China een half economisch mirakel verricht maar dat belet niet dat de praktijken in Xinjiang en Tibet wel degelijk culturele genocide genoemd moeten worden. Dit is niet de Chinese beschaving die zich ontplooit maar rauw cultureel  imperialisme. Op blz. 465 citeert Elchardus de Chinese leider, Xi Jinping : “Wat onheil brengt, is dat mensen hun geschiedenis, cultuur of maatschappijproject willen opdringen aan anderen.” Dat is nu net wat China vandaag de dag doet.  Elchardus moet trouwens opletten dat hij zelf geen economistische reductie toepast: het is niet omdat China een economische prachtprestatie neerzet dat ze het recht verwerven om de cultuur van niet-Han Chinezen met grootschalig geweld uit te roeien.

Elchardus beklemtoont terecht dat het Westen zich bewust moet zijn van haar gekrompen macht in de wereld van vandaag. En het Westen moet inderdaad ootmoedig toegeven dat haar pogingen om haar idealen met geweld op te leggen aan de rest van de wereld, dramatisch slecht zijn afgelopen (Irak, Afghanistan, Libië). Gemeenschapsdenken mag dus leiden tot een stuk zelfrelativering van het Westen, maar wel binnen bepaalde grenzen. Een “Russische” beschaving is waarschijnlijk in grote mate een alibi om de eigen bevolking onder de knoet te houden. De “Chinese” beschaving mag geen vrijgeleide zijn om andere beschavingen met geweld te onderdrukken. Een “islamitische” beschaving die geen (on)godsdienstvrijheid erkent verdient weinig respect.

Het Westen kan haar idealen niet opleggen met legers of met mensenrechtenadvocaten maar moet en kan wel degelijk rekenen op de kracht van haar idealen. Die idealen hebben Europa veroverd vanaf de Franse revolutie en hebben ook een theoretische onderbouw geleverd voor de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog. Het Westen mag rekenen op de intrinsieke overtuigingskracht van haar idealen. Die kracht kan natuurlijk enkel spelen als andere beschavingen minstens de vrije circulatie van gedachten aanvaarden.

2. Wanneer Elchardus het heeft over de poging om de mensenrechten te herschrijven tot een kern waar iedereen achter kan staan vermeldt hij expliciet dat in die kern niet zal staan “dat het politiek systeem democratisch moet zijn”. Dit is verbazingwekkend. In het hele boek is het begrip “Volkssoevereiniteit” het centrale begrip, de centrale verworvenheid van de Franse revolutie en de arbeidersbeweging, maar Elchardus ziet dit niet als een universele  waarde. Ik zou nochthans van elke beschaving vandaag de dag verwachten dat het de ambitie moet zijn om het volk te vertegenwoordigen. Dat beschavingen de volkswil via verschillende technieken naar voor willen halen is mogelijk, maar dat de volkswil de samenleving moet aansturen is wel essentieel. Of het systeem een of meerdere partijen kent, of het met verkiezingen gebeurt of op een andere manier, met een eenvoudige meerderheid of een andere, zijn details, maar het systeem moet de ambitie hebben om de volkswil te kennen en als basis te dienen voor het beleid.

3. Het Westen moet dan ook nadenken hoe we ons willen opstellen tegenover beschavingen die qua ethiek onaanvaardbaar ver van ons afstaan ( geen vrije circulatie van gedachten, geen democratie) en dit in een wereld waarin we minder macht hebben. Dit zal, neem ik aan, via een onderhandeling moeten resulteren in een vorm van wederkerigheid: Willen we bv. de Islam ongehinderd beoefend laten worden in Europa terwijl er in moslimlanden geen ruimte is om ongeloof te prediken en afvalligheid en ongeloof met de dood kunnen worden bestraft? Verdere uitbouw van de Islam in Europa kan en moet gekoppeld worden aan het erkennen van het recht op ongeloof en geloofsafvaligheid ln de islamitische wereld.

4. Elchardus verwijst naar de orde van Westfalen die in 1648 ontstond om duidelijk te maken dat de erkenning van elkaars nationale soevereiniteit belangrijker moet zijn dan de stand van de mensenrechten in een beschaving; een zwakke toepassing van de mensenrechten mag geen argument zijn om een land binnen te vallen. Deze orde van Westfalen zou voor een periode van vrede en stabiliteit gezorgd hebben na een lange periode van uiterst dodelijke oorlogen op Europese bodem. Maar natuurlijk heeft de vrede van Westfalen slechts voor een tijdelijke vrede gezorgd in Europa. Vanaf de Franse revolutie ontstonden oorlogen waarbij naties, gedefinieerd in functie van taal, vochten voor een  eigen territorium. Deze  Europese oorlogen eindigden in grote mate met de verdrijving van de Duitsers uit diverse staten in Centraal-Europa onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlogen waren de “sociologische” realiteit in Europa waar een theoretisch principe als de Orde van Westfalen niets tegen vermag.

Ook in een wereld met een beperkt aantal grote beschavingen zal het Elchardus-principe van de Orde van Westfalen overruled worden door het sociologisch principe: moslims zullen zich beroepen op de Islam om moslims te helpen; Han-Chinezen beroepen zich op hun cultuur en geschiedenis om Hong-Kong en Taiwan en wie weet wat meer tot de orde te roepen. De Russen zullen Russen overal ter wereld bijspringen, ook militair. Het principe van de Orde van Westfalen zal niet helpen om burgeroorlogen in Nigeria, Ethiopië of Congo tot een eind te brengen. De uitdaging voor de toekomst bestaat er dus niet in om de Westfaalse orde uit te rollen maar om de onvermijdelijke cultureel-nationalistische conflicten zo geweldloos mogelijk af te wikkelen. Vandaag, 4 november stelt zo’n probleem zich letterlijk in Bosnië waar de Republika Serpska zich probeert af te splitsen.

5. Elchardus verdedigt dat een staat culturele overwegingen moet kunnen betrekken bij het vastleggen van criteria om te beslissen wie mag immigreren. Maar hij stelt dat daarbij sommige beperkingen moeten worden gerespecteerd. “Het is, ten eerste, nogal evident dat een land bijvoorbeeld op basis van levensbeschouwing geen groepen kan uitsluiten die al betekenisvol zijn in de eigen bevolking,” aldus Elchardus. Hier redeneert Elchardus mijn inziens, niet rechtlijnig. Landen die homogeen zijn mogen, wat hem betreft, die homogeniteit bewaken door immigranten met andere levensbeschouwingen te weigeren. Sociologisch gezien zou ik echter verwachten dat een paar individuele “anderen“ geen bedreiging vormen voor de homogeniteit maar dat een toename voorbij een bepaald “tipping point” dat wel zou zijn. Als we dan toch consequent redeneren lijkt het mij net logisch en “evident” om grenzen te stellen aan hoge groepen van immigranten eerder dan aan kleine groepen die geen bedreiging kunnen vormen voor de  samenhang/homogeniteit.

6. Iets om verder over na te denken bij een tweede lezing is de verhouding tussen wat Elchardus de “radicale Verlichting” noemt aan de ene kant en de “Tegenverlichting” aan de andere kant. Elchardus omarmt de beide strekkingen terwijl ze toch in zekere zin, op conceptueel vlak, absolute tegenstanders zijn. De “radicale” Verlichting (“Robespierre”) is het gedachtengoed van de revolutionairen die zich niet beroepen op de Natuur maar op hun eigen, menselijke keuzes en beslissingen om de maatschappij anders in te richten en om komaf te maken met de oude instellingen. Het zijn gemeenschapsdenkers die het oude (wat door de gemeenschap in het verleden werd opgebouwd) willen vernietigen om het nieuwe “van scratch” te kunnen heropbouwen. De Tegenverlichting daarentegen  (Herder, Burke) vindt de revolutie overbodig. De instellingen zijn de resultante van het gemeenschappelijk handelen van vele voorbije generaties en bevat op zich de wijsheid van die generaties. De Tegenverlichters zijn tegenstanders van de revolutie maar geloven in het nut van hervormingen. Het zijn gemeenschapsdenkers die willen verderbouwen op wat de vorige generaties in het verleden hebben opgebouwd. Zo beschouwd lijken de radicale Verlichters wel een verzameling rationele individuen die uit het niets een nieuwe samenleving willen creëeen. Zo beschouwd zijn het geen echte gemeenschapsdenkers.

En tot slot een aantal meer vrijblijvende bedenkingen/vragen:

7. Zoals hoger gezegd ligt de kern en de sterkte van het boek in de samenhang van de ideeën (die voor een stuk de lengte van het boek verklaart) die naar voor worden gebracht. Tegelijk zijn deze ideeën niet steeds mainstream waardoor de vraag is hoe deze ideeën het ruimere publiek zullen bereiken (dat niet het geduld zal hebben om de 550 bladzijden door te nemen). Het is moeilijk om de samenhang van de ideeën In een interview te behouden (bv. Niet zo goed gelukt in De Morgen, beter gelukt in Knack). In een reactie van een lezer op het interview (Zinzen)  en van diverse twitteraars (die het boek ongetwijfeld niet gelezen hebben) gaan nog meer belangrijke gedachtenlijnen verloren… Met andere woorden: Elchardus gelooft rotsvast in het Volk en de volkssoevereiniteit maar zal hij erin slagen om met zijn boodschap het “volk” te bereiken? Of gaat de boodschap verloren in sloganeske reducties: dit is niet socialistisch, dit lijkt wel een NVA- standpunt, enz.

8. Is de professor een fan van Bruce Springsteen? (zie citaat op blz. 4 van het boek) Dat zou geen schande zijn. Springsteen is namelijk een belangrijk politiek filosoof. In zijn oevre heeft hij het ene moment het individu verheerlijkt dat in zijn eentje ten strijde trekt tegen de chaos in de maatschappij (bv. “badlands”) terwijl hij op andere plaatsen net het belang van de gemeenschap (“the ties that bind”) beklemtoonde. Springsteen heeft zowel uiting gegeven aan wat ik Amerikaans existentialisme zou noemen, als getoond dat hij het gemeenschapsdenken van binnenuit begrijpt.

9. Krijgt dit boek op korte tijd een Franse of Engelse vertaling?

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *